OCHTENDHYMNE | AVONDHYMNE |
Van ’t vroeglicht van de
dageraad tot waar de zon weer ondergaat, zingt elk de koning Christus eer, Het kind der Maagd is onze Heer.
|
Jezus, die ons verlost en
leidt, die deelt in ’s Vaders heerlijkheid, die vóór de oorsprong van het licht gesteld werd voor zijn aangezicht.
|
De Heer die alles deed
ontstaan, Hij neemt de knechtsgestalte aan, opdat door ’t vlees Hij ’t vlees bevrijdt en wat Hij schiep, behoudt en leidt.
|
Gij zijt des Vaders glans en
gloed, Gij aller wens en hoop voorgoed; o hoor het volk, dat uit één mond U smeekt in heel het wereldrond.
|
Het is de schoot der reine
Maagd die hemelse genade draagt en zwelt van een geheimenis dat voor haarzelf verborgen is.
|
Gedenk, Verlosser goed en
groot, hoe uit de maagdelijke schoot Gij tot ons heil geboren zijt, een mens in onze menselijkheid.
|
Haar lichaam ongerept en kuis wordt voor God zelf een heilig huis. Geen man bekent zij. Door het woord brengt zij de Zoon des hemels voort.
|
Maak deze dag opnieuw het waar, die weerkeert in de kring van ’t jaar, dat Gij uit ’s Vaders heerlijkheid tot aller heil gekomen zijt.
|
Hem is het die zij ’t leven
geeft, die Gabriël verkondigd heeft, en wie de Doper hulde bood, opspringend in zijn moeders schoot.
|
Nu zingen sterren, aarde
en zee en al wat is de lofzang mee, het nieuwe lied dat Hem bezingt, wiens heil het gans heelal doordringt.
|
Hij die het hele leven hoedt, die ook de kleinste vogel voedt, ligt hier in 't stro, Hij 's hemels vorst, hier drinkt Hij aan zijn moeders borst.
|
En wij die door uw schuldloos
rein en heilig bloed gewassen zijn, zingen een nieuw lied U ter eer op uw geboortedag, o Heer.
|
Luid klinkt het lied van 't
engelenkoor: Ere zij God, de hemel door. Aan herders wijst het in een stal de grote herder van 't heelal.
|
U,Jezus, zij de heerlijkheid, die uit de Maagd geboren zijt, met Vader en met Geest tezaam zij eeuwig lof uw grote Naam.
|
U,Jezus, zij de heerlijkheid, die uit de Maagd geboren zijt, met Vader en met Geest tezaam zij eeuwig lof uw grote Naam. |