DE GEBOORTE VAN HET LICHT
|
Het is
kerstavond. Ver weg, bij een oude schuur, brandt een kampvuur. Een
herdersjongen en een meisje zitten zich te warmen. Boven hen komt een
kleine engel naar hen toe. Hoi, wie ben jij? Ik ben Benjamin, ik ben de jongste van alle engelen. Ik ben Addi, ik ben een herdersjongen. En ik ben Judith, mijn vader is koning. Ik ben de andere engelen kwijt, zegt Benjamin, daarom kwam ik naar jullie toe. En ik wilde hier blijven, zegt Addi, om op mijn lammetje te passen. En mijn vader is met twee andere koningen verder, zegt Judith, ik wilde niet mee, ik vond het veel te koud en te donker om weg te gaan. Dus jij bent een engel,
zegt Addi? O, zegt Judith. Mijn vader is ook op weg naar een kind dat vannacht geboren wordt, maar dat is geen engel. Hij zal een prins zijn, Hij wordt later een wijze koning, nog veel groter en wijzer en nog veel koninklijker dan alle koningen op aarde. Met Hem zullen alle koninkrijken opnieuw beginnen. Judith krijgt er een kleur van. Die woorden had ze van haar vader gehoord. Nou, dan worden er zeker drie kindjes geboren vanavond, zegt Addi. Mijn vader is samen met de andere herders op weg naar de Goede Herder, want die wordt vannacht geboren. Dat heeft die grote engel gezegd. Misschien dat ik later bij Hem ga werken, want dat kindje zal de allerbeste herder zijn. Hij maakt een nieuw begin voor alle herders. Mèèèèèè, er blaat
een schaapje. Op dat moment kijkt
Judith omhoog. Kijk daar is de ster. Laten we erheen gaan,
zegt Benjamin, misschien vind ik Gabriël wel. Benjamin zweeft voor ze uit, het lammetje huppelt mee, ze volgen het licht van de ster en samen lopen ze de weg af tot ze bij een kleine stal komen. Hoog aan de lucht twinkelt de ster nog sterker, de schapen lopen te blaten rond de stal. Binnen knielen de herders en de koningen bij de kribbe en de engel Gabriël staat bij de poort. Waar ben je zo lang
gebleven? Judith ziet haar vader.
Ha, pap, ik ben toch gekomen. Ze kruipt dicht tegen hem aan. Dag pap, zegt Addi. Het kleine lammetje is ook binnengelopen. Hij staat met zijn kopje in de kribbe, daar in het stro ligt een kindje, dat is dus het Lam van God, denkt het schaapje. Boven de stal staat de ster, hij kijkt door een opening in het dak naar binnen, hij schijnt precies op het kindje Jezus in de kribbe. Als ik hem kan aanraken met mijn lichtstraal, ga ik nog meer licht geven, want Hij is het Licht van de wereld, zegt de ster. Die nacht zitten de
herders te praten met de koningen, de schapen blaten, de ster twinkelt
en de engelen zingen. Nu wordt het heel stil. De ster durft bijna niet
meer te schijnen, Dan blijft het een hele
tijd stil. Maria en Jozef horen wat
er allemaal gezegd wordt. Zeggen ze dat allemaal van mijn kleine Jezus, denkt Maria. Ze neemt haar kindje uit de kribbe en legt het tegen haar aan. Drink nu maar en rust uit, Je zult het nodig hebben, want inderdaad, Jij bent Gods Zoon, Jij zult voor iedereen het Nieuwe Begin zijn. Amen. |