GESPREK
AAN DE KRIBBE
|
Stefan
keek toe hoe zijn grootvader een prachtige figuur aan het snijden was
voor de kerststal. Een paar stonden er al klaar op de tafel. En toen hij
een beetje moe zijn arm op de rand van de tafel legde, merkte hij hoe
alle gestalten tot leven kwamen en hij was stomverbaasd hoe hij zelfs
een gesprek met hen kon voeren. En sterker nog: herders, koningen, Maria
en Jozef waren niet meer klein en hijzelf niet meer groot, maar hij ging
midden tussen hen door zonder op te vallen. En zo ging Stefan samen met
hen de stal van Betlehem binnen. Daar zag hij het Kind en het Kind zag
hem aan. Opeens sprongen hem de tranen in de ogen. "Waarom moet je
huilen?", vroeg het Kind Jezus. Omdat ik helemaal niets voor U heb
meegebracht. "Ik zou heel graag iets van je hebben.",
antwoordde het Kind. Stefan stamelde: "Ik wil U alles schenken wat
ik heb.” "Er zijn drie dingen die Ik graag van je zou willen
hebben, " zei het Kind Jezus. De jongen onderbrak Hem: "Mijn
nieuwe jas, mijn elektrische trein, mijn nieuwe boek?" "Nee,
nee" antwoordde het Kind Jezus, "dat heb Ik allemaal niet
nodig. Daarvoor ben Ik niet op de wereld gekomen. Ik wil iets anders van
je hebben. Geef Mij liever je laatste opstel." Was dat even
schrikken voor Stefan. “Jezus," stotterde hij met zijn hoofd
vlakbij de kribbe, "daar staat onder "onvoldoende!"
“Juist daarom wil Ik het hebben. Jij moet me altijd dat brengen waar
"onvoldoende" onder staat. Wil je me dat beloven?"
"En of,” antwoordde Stefan. "Maar," zei het Jezuskind,
"graag zou Ik wel van jou nog een ander geschenk hebben. Ik wil van
jou je melkbeker." "Maar die heb ik vanmorgen net kapot laten
vallen." “Juist, jij moet me altijd datgene brengen wat je in je
leven kapot gemaakt hebt. Ik wil het weer heel maken. Wil je Me dat ook
beloven?” "Dat vind ik moeilijk, hoor. Maar ik zal het doen, als
U me daarbij wilt helpen." "Maar nu nog mijn derde wens"
zei het Jezuskind, jij moet Mij ook nog het antwoord brengen dat jij aan
je moeder hebt gegeven, toen zij ernaar vroeg hoe die melkbeker dan wel
kapot was gegaan." Toen legde de jongen zijn voorhoofd op de rand
van de kribbe en begon bitter te huilen: "ik, ik ..." bracht
hij er met snikken moeizaam uit: “per ongeluk heb ik de beker
omgestoten, maar in waarheid heb ik hem expres op de grond
gegooid!" “Ja," zei Jezus, "voortaan moet je altijd al
je leugentjes, je trots, het kwaad dat je gedaan hebt bij Mij brengen.
En wanneer je bij Mij komt, zal Ik je helpen. Ik zal je aannemen in je
zwakheid. Ik zal je bij de hand nemen en je de weg laten zien. Wil je
Mij dat plezier doen?" En Stefan keek toe, luisterde en stond
stomverbaasd... |